Groene stroom: 5 misverstanden
Erik Snitselaar Expert energieBijgewerkt op:13 november 2024
1. Groene stroom is nep
Als je groene stroom afneemt, krijg je dezelfde stroom uit het stopcontact als je buren die ‘gewone’ stroom hebben. Er is maar één stroomnet en hier gaat alle stroom doorheen. Elektriciteit die van bijvoorbeeld een windmolen komt, gaat niet via een aparte kabel naar degene die dat windcontract heeft.
Garantie van oorsprong
Toch gebruik je wel echt groene stroom als je die afneemt. Elke kilowattuur (kWh) aan elektriciteit kun je namelijk achterhalen. Een certificeringsorganisatie geeft voor elke eenheid duurzaam opgewekte stroom een certificaat uit: een Garantie van Oorsprong (GvO). In Nederland doet Verticer (voorheen Certiq) dit.
Net zoveel GvO's als elektriciteit
De eigenaar van de windmolen krijgt van Verticer net zo veel GvO’s als die windmolen aan elektriciteit produceert. Elke GvO staat voor 1 MWh (megawattuur) aan stroom, dat is 1000 kWh. Dus als een windmolen in 1 jaar 4500 MWh aan stroom produceert, levert dat 4500 Garanties van Oorsprong op.
Een energieleverancier koopt de stroom en de GvO's. Bij elke 1000 kWh aan stroom die als groene stroom aan klanten wordt verkocht, worden de bijbehorende GvO's 'afgeboekt'. Bij gemiddeld stroomverbruik zijn dat 3 GvO’s per huishouden per jaar.
Toezicht
De Autoriteit Consument en Markt (ACM) houdt toezicht op het GvO-systeem. Zo wordt groene elektriciteit niet dubbel verkocht en is groene stroom dus écht groen.
2. Groene stroom is groen, dus goed voor het milieu
Dat is niet altijd waar. Er zijn flinke verschillen in milieuvriendelijkheid van verschillende soorten groene stroom. Elektriciteit is groen als die is opgewekt uit energiebronnen die:
- Niet bijdragen aan klimaatverandering.
- Schoon zijn, dus geen luchtvervuiling veroorzaken.
- Niet uitgeput raken.
- Bij de winning het landschap en de leefomgeving niet aantasten.
De Consumentenbond gebruikt de volgende uitgangspunten.
Windmolens en zonnepanelen
Stroom uit windmolens en zonnepanelen is groen. Deze energie is namelik onuitputtelijk en er komen geen schadelijke gassen vrij.
Lagere schadelijke effecten
Natuurlijk zijn er wel schadelijke effecten bij de productie van de molens en panelen. Maar die zijn veel lager vergeleken bij andere vormen van enegieopwekking als je kijkt naar de hele levenscyclus van een wind- of zonnepark.
Biomassa
Bij stroomopwekking uit biomassa hangt het ervan af. Biomassa kan bijvoorbeeld hout(afval) zijn, of mest. Bij afvalhout gaat het om groene stroom. Maar duurzamer is het om het hout anders te gebruiken.
Nadelen
- Luchtvervuiling door verbranding van hout. Al is dat bij grote centrales beter te beperken dan bij het thuis stoken van hout (pdf).
- Het kappen van oerbossen speciaal voor brandhout is natuurlijk niet duurzaam.
- Het telen van gewassen, speciaal om als biomassa in stroom om te zetten, is ook niet duurzaam. Die landbouwgrond had ook voor voedselproductie kunnen worden gebruikt.
- Ook mestvergisting is meestal niet groen, omdat er materiaal bijgemengd moet worden om de vergisting goed te laten verlopen. Dit materiaal is meestal geschikt als veevoer.
Wel duurzaam
- Vergisting van rioolslib, waar weinig anders meer mee gedaan kan worden, is wél een duurzame vorm van stroomopwekking.
Waterkracht
Waterkracht zien we als duurzaam als het kleinschalig is. Zodat het geen negatieve invloed heeft op ecosystemen. Grote waterkrachtcentrales leveren officieel wel 'groene stroom', maar verstoren visstand en ecosystemen.
Kernernergie
Kernenergie wordt door sommigen ook gezien als duurzaam, omdat er nauwelijks CO2 bij vrijkomt. Maar:
- Kernenergie levert radioactief afval op waarvoor nog geen echte oplossing is.
- Het kernafval blijft vele duizenden jaren gevaarlijk.
- Nucleaire ongelukken kunnen nog steeds gebeuren, met grote en niet te verzekeren gevolgen.
- De grondstof uranium is uitputtelijk.
Kolencentrales
De meest vervuilende stroom wordt geleverd door kolencentrales. De CO2-uitstoot is heel hoog. En de centrales brengen veel luchtverontreinigende en ongezonde stoffen in de lucht, zoals kwik, stikstofoxiden, zwaveloxiden en fijnstof.
Aardgas
Aardgas is niet onuitputtelijk, het gaat een keer op. En verbranding ervan zorgt voor CO2-uitstoot. Gascentrales zijn dus niet heel groen. Maar gas is nu nog wél nodig om op de lange termijn naar duurzame energieopwekking toe te gaan.
Om andere energie op te vangen
Waait het bijvoorbeeld even niet, dan moet een andere energiebron dat kunnen opvangen. Een gascentrale is hiervoor geschikt en stoot 'maar' de helft aan CO2 uit vergeleken met een kolencentrale. Ook minder vervuilende stoffen: geen fijnstof en zwaveldioxide en minder stikstofoxiden dan bij kolen.
3. Groene stroom is groen, leverancier of contract maakt niet uit
Het maakt zeker uit bij wie je groene stroom koopt, en welk contract je neemt. De ene leverancier produceert zijn stroom 'groener' dan de andere. Koopt zijn stroom 'groener' in, of investeert meer toekomstige groene productie.
Je kunt bijvoorbeeld een groen contract nemen voor stroom opgewekt door een Noorse waterkrachtcentrale. Die elektriciteit is dan wel ‘groen’, maar helpt niet mee aan een schonere energieopwekking. Die centrales staan er namelijk al 50 jaar. Noorwegen heeft genoeg groene productiecapaciteit (en dus Garanties van Oorsprong) door alle stuwmeren. Energiebedrijven worden daardoor niet aangespoord om te investeren in nieuwe, schone energiebronnen.
Anders is het als je een contract kiest bij een leverancier voor stroom uit bijvoorbeeld windmolens of zonnepanelen. Als genoeg klanten windmolenstroom willen, móeten ze wel worden bijgebouwd.
Of de stroom groen is hangt ook af van het beleid van het bedrijf. Nog steeds zijn er bijvoorbeeld energiebedrijven die nieuwe kolencentrales bouwen. En dat terwijl kolen heel vervuilend zijn. Die nieuwe kolencentrale staat er weer voor een jaar of 40. Dus je stroom is niet zo groen als je die afneemt van een energieleverancier die Garanties van Oorsprong heeft voor inkoop van windenergie maar tegelijk kolencentrales bouwt.
4. Windmolens zijn onzinnig, als het niet waait moeten fossiele centrales bijspringen
De stroom die door windmolens en zonnepanelen wordt opgewekt hangt af van de hoeveelheid wind of zon. Deze verschillen worden nu opgevangen door gascentrales die gaan draaien als het niet waait of de zon niet schijnt. Maar er wordt gewerkt aan toekomstige duurzame voorzieningen, zoals:
Interconnectie
De stroomnetten van zoveel mogelijk landen moeten met elkaar verbonden worden. Dat is nu al zo, maar er moeten meer en grotere verbindingen komen. Op die manier worden de verschillen ‘uitgedempt’: het waait altijd wel ergens. Als het op de Noordzee windstil is, waait het bijvoorbeeld in Denemarken. Of schijnt de zon in Duitsland. Hierover is al veel berekend en het blijkt dat interconnectie veel oplost.
Aanpassing vraag en aanbod
Voor een deel kan de elektriciteitsvraag worden aangepast op het aanbod, zodat je wasmachine bijvoorbeeld gaat draaien als het hard waait, of dat je elektrische auto dan gaat opladen. Op kleine schaal wordt dit al uitgeprobeerd. Het kan bijvoorbeeld via de elektriciteitsprijzen: die kunnen laag zijn als er veel stroomaanbod is. Slimme meters gaan hier een belangrijk rol in spelen.
Stroomopslag
Dat is niet makkelijk, maar het kan wel. Bijvoorbeeld via de accu van een elektrische auto die met windstroom is opgeladen. En zijn stroom weer aan het net afgeeft. Of via spaarbekkencentrales: bij een stroomoverschot wordt het water omhoog gepompt. En bij grote vraag komt het weer naar beneden zodat stroom kan worden opgewekt.
Met electrolyse kan in de toekomst misschien op grote schaal uit overtollige duurzame energie zogenaamde 'groene waterstof' gemaakt worden. Die kan opgeslagen worden en via verbranding op een ander moment stroom leveren. Of gebruikt worden voor industrie.
5. Meer zonne- en windenergie leidt tot hogere stroomprijzen
Vooral de fossiele stroomvoorziening wordt steeds duurder. De kosten van klimaatverandering worden geleidelijk verwerkt in de prijs. En makkelijk winbaar aardgas raakt op.
Bovendien komen fossiele brandstoffen voor een groot deel uit het buitenland. De prijs ervan hangt erg af van internationale ontwikkelingen. Zo stegen tijdens de energiecrisis de marktprijzen van vooral aardgas enorm.
Investeren in groene stroom is nodig
Wind raakt niet op en is gratis. Maar er moet wel geïnvesteerd worden in de molens. Er is veel meer productie van groene stroom nodig. Onder andere voor elektrisch rijden en noodzakelijke sluiting van fossiele centrales. Daarom wordt de bouw voor een deel gesubsidieerd. Maar de kosten van bijvoorbeeld windenergie op zee dalen snel en soms is er al geen subsidie meer nodig.
De kosten van klimaatverandering en (gezondheids)schade door milieuvervuiling zijn nog niet goed in de stroomprijs verrekend. Gebeurt dat wel, dan is duurzame energie veel goedkoper.
De prijs wordt bepaald op groothandelsbeurzen
De kosten van fossiele stroom stijgen en de kosten van duurzame energie dalen. Maar de kostprijs is wat anders dan de prijs van stroom op de groothandelsbeurzen. Die beursprijzen worden nog steeds bepaald door de marges van gas- en kolencentrales. Daardoor betaal je als klant van een energieleverancier ongeveer hetzelfde voor groene stroom als voor grijze stroom.
Iets duurder zonder 'vergroening' uit het buitenland
Groene stroom kan iets duurder zijn als de leverancier de stroom niet 'vergroent' met goedkope Garanties van Oorsprong uit het buitenland. Die zijn zo goedkoop omdat er in veel landen wel veel groene stroomproductie is. Maar er nog niet zoveel vraag is naar de verhandelbare certificaten die de groenheid bewijzen.