Foto's bewerken
Karen Reijneveld Expert ElektronicaGepubliceerd op:12 september 2012
Foto's bewerken: wat is er zoal mogelijk?
Simpele bewerkingen zijn op de camera zelf uit te voeren, maar uitgebreider ingrijpen doe je met een fotobewerkingsprogramma.
- Belichting aanpassen
Met het histogram kun je snel zien of een foto goed is belicht. Onder- of overbelichte foto’s zijn aan te passen met de functie Niveaus (Levels). Dat werkt in de meeste fotobewerkingsprogramma’s ongeveer hetzelfde. Nog preciezer is het om te werken met curven. Daarmee kun je nog nauwkeuriger het contrast en de helderheid bepalen. - Slim selecteren
Jijzelf op de foto met Steve Jobs? Of op de Noordpool? Het is simpel met de magnetische lasso in Photoshop Elements. Je klikt aan de rand van het deel van de foto dat je wilt gebruiken. Vervolgens volg je met de muis de contouren van het uit te snijden onderwerp.
Photoshop Elements zoekt meestal automatisch de juiste randen op. GIMP heeft een selectie-schaartje dat hetzelfde doet, maar minder gemakkelijk. Je moet tussentijds klikken en dat hoeft bij de magnetische lasso niet.
Bij veel fotobewerkingsprogramma’s, zoals Pixlr, kun je om foto's te bewerken een zogenoemde toverstaf gebruiken. Daarmee selecteer je een gebied op basis van kleuren die op elkaar lijken, bijvoorbeeld alle blauwe lucht op een foto. - Retoucheren
Het uiterlijk digitaal oppoetsen wordt retoucheren genoemd. Fotobewerkingsprogramma's hebben voor dit werk een 'kloonstempel'. Daarmee kun je een mooi stukje van de foto over een lelijk deel heen kopiëren (klonen). Bijvoorbeeld een stukje gave huid over rimpels heen. - Filters
Fotobewerkingsprogramma's hebben filters en plug-ins. Bijvoorbeeld het filter 'onscherp masker', om de achtergrond van een foto onscherp te maken. Het lijkt alsof de foto gemaakt is met een groot diafragma. Het is een nuttig filter om een compositie beter te laten uitkomen.
Niet alle filters zijn even goed bruikbaar. Vaak zijn het gimmicks die hooguit leuk zijn om een keer te proberen.
Foto's bewerken: meer mogelijk met RAW
Met een speciaal programma, dat bekend is met de gebruikte camera, zet je de gegevens om naar een foto. Het voordeel van RAW is dat je het ruwe, onbewerkte materiaal van de camera gebruikt. Dat geeft meer mogelijkheden om de foto's te bewerken, want je hebt alle benodigde informatie om achteraf nog de foto in te kleuren. Denk aan correctie van de witbalans, helderheid en contrast en kleurverzadiging.
Met RAW is meer mogelijk zonder verlies van detail. Bij een jpeg comprimeer je een foto en zorgt voor minder kwaliteit. Iedere keer als je een jpeg opent, de foto bewerkt en opnieuw opslaat gaan er weer details verloren. Een ander nadeel is dat je jpegs niet transparant kunt maken.
Daar komt nog bovenop dat RAW beter is om te archiveren. je bewaart immers het 'negatief' en niet de foto. Maar als je zeker weet dat de foto niet meer bewerkt hoeft te worden, volstaat jpeg prima. Een aantal tips als je toch met jpeg wilt werken:
- Werk met lagen
- Als je tussentijds een foto moet opslaan, doe dat dan in het formaat van het fotobewerkingsprogramma, bijvoorbeeld PSD bij Photoshop Elements
Ben je klaar met de foto bewerken, dan kun je de foto weer opslaan in jpeg. Alle lagen worden dan weer samengevoegd tot 1 laag.